“Als uw koning, en als deel van de regering, maak ik vandaag deze excuses zelf. Ze worden door mij met hart en ziel intens beleefd,” zei koning Willem-Alexander op 1 juli 2023 tijdens de Nationale Herdenking Slavernijverleden.
Als Paleis Het Loo stellen we ons de vraag hoe het paleis / museum verbonden is met de geschiedenis van kolonialisme en slavernij. Deze vraag krijgt de aandacht in zowel de vaste presentatie, rondleidingen als online. We krijgen steeds beter zicht op objecten met een koloniale relatie en zijn benieuwd naar de uitkomsten van het onafhankelijke onderzoek naar Oranje en kolonialisme door de Universiteit Leiden dat in opdracht van de koning plaatsvindt.
Definitie van kolonialisme
Als we het hebben over kolonialisme gaat het over het bezetten en uitbuiten van gebieden door een ander land, met name door Europese landen vanaf de 16e eeuw. Hierbij staan politieke overheersing en sociale en economische uitbuiting van de lokale bevolking centraal. Slavernij is het verhandelen van mensen om gedwongen te werken op plantages, in mijnen en in huishouden, als eigendom van een ander.
In de koloniale tijd gebeurde dit door de Vereenigde-Oostindische Compagnie (VOC) en West-Indische Compagnie (WIC). In 1863 werd slavernij in Nederland afgeschaft. Toch werd niet iedereen plotseling gelijk. Racistische ideeën, kansenongelijkheid en stereotyperingen blijven lang nawerken. Dit heeft nog altijd invloed.
De link tussen kolonialisme en Paleis Het Loo begint bij de stadhouders. In 1602 werd de VOC opgericht. De VOC had als enige handelsmaatschappij het recht gekregen van de Nederlandse staat om handel te drijven in Azië, Zuid-Afrika en het Midden-Oosten. Geweld werd niet geschuwd. De grote handelsbedrijven waren uit op economisch en militair gewin.
Persoonlijk belang
De Oranjes profiteerden persoonlijk van de handel. Uit eerder onderzoek naar de VOC-boekhouding blijkt dat de stadhouder in de 18e eeuw jaarlijks één 33e deel van de opbrengsten ontving. Koning-stadhouder Willem III, de bouwheer van Paleis Het Loo, ontving bijvoorbeeld in 1701 een bedrag van 25.000 gulden, het honderdvoudige van een gemiddeld jaarsalaris in die tijd.
Tijdens de 18e eeuw waren stadhouder Willem IV (1711-1751) en zijn opvolger Willem V (1747-1806) beide opperbewindhebber (bestuurder) van de West-Indische Compagnie (WIC). De WIC was in 1621 opgericht en voer onder andere op Brazilië, Suriname en de Antillen. Als opperbewindhebbers konden Willem IV en Willem V zelf hun beleid bepalen. Willem V kreeg de Staten-Generaal in 1782 zo ver dat ze oorlogsschepen naar Azië stuurden om de VOC-handel te beschermen. Enkele jaren later was hij betrokken bij vergeefse reddingspogingen voor beide compagnieën en allerlei bestuurlijke conflicten in de koloniën. Ook boog hij zich over de vraag hoe de Surinaamse marrons – slaafgemaakten die de plantages ontvluchtten – weer terug konden worden gehaald.
De Oranjes waren eeuwenlang het gezicht van de macht in Nederland. Ze waren daarmee verweven met het koloniale verleden van Nederland, waar politieke en economische onderdrukking, slavernij en koloniale beeldvorming deel van uitmaakten. Zo is de pracht en praal van het paleis mede verbonden met de wereldwijde handel van de Verenigde Oost- en West-Indische Compagnieën, de VOC en WIC. In de collectie van Paleis Het Loo zijn sporen van kolonialisme aanwezig die we nader onderzoeken. De cassone (Italiaanse buffetkast) of huwelijkskist in de tentoonstelling is daar een voorbeeld van.